Spring naar content

Getuigenis Nemat

Publicatiedatum: 15 december 2023

God houdt van ons, maar wij moeten wel tot Hem roepen”

Het is een wonder dat Nemat zijn verhaal met ons kan delen. Zijn ouders werden door de Taliban gedood. Hijzelf kon vluchten en bereikte na een gevaarlijke reis Nederland, maar werd daar aangereden door een bus. De artsen gaven hem weinig kans op overleven, maar Jezus verscheen aan hem en zei: ‘Mijn zoon, je hoeft niet bang te zijn. Je gaat niet dood en je zult niet alleen zijn. Ik ben bij je en er is een grote familie voor jou.’

Mijn laatste kans

Asielzoekers uit Afghanistan kunnen hun vluchtreden meestal niet documenteren en maken in een asielprocedure vaak weinig kans. Ook Nemat moest acht jaar wachten. “De vlucht en het eerste jaar in het AZC waren moeilijk. Ik voelde me erg eenzaam en depressief. Ik probeerde op allerlei manieren rust te vinden. Ik verdiepte me in de islam, gebruikte alcohol en drugs en bezocht een psychiater, maar niets gaf verlichting. Iraanse kamergenoten op het AZC vertelden me over Jezus. Ik deed daar niets mee, totdat ik na mijn ongeluk met de traumahelikopter naar het ziekenhuis werd gebracht en de arts me vertelde dat ik misschien zou overlijden. Toen dacht ik: ‘dit is mijn laatste kans, laat ik tot Jezus bidden.’ Toen ik bad, verscheen Jezus aan mij en sprak tot mij. Ik weet niet of het een droom was, of een visioen of dat Jezus op een andere manier kwam, maar ik wist meteen dat het Jezus  was. Na die ontmoeting met Jezus vertelde de arts dat mijn situatie een stuk was verbeterd en er geen levensgevaar meer was. De drie maanden in het revalidatiecentrum heb ik veel nagedacht en gebeden. Toen ik eruit kwam, kreeg ik via mijn Iraanse kamergenoten contact met de kerk. Ik leerde veel meer over Jezus en werd iedere dag blijer. Ik ontdekte: God houdt van ons, maar wij moeten wel tot Hem roepen.”

Hoe ontdekte je dat God van ons houdt?

Nemat: “Hij heeft mij genezen op mijn gebed. Ik merk ook de grote invloed van het Bijbellezen en het samen bidden in Jezus’ naam. Mijn leven is daardoor helemaal veranderd. Ik ben niet meer angstig. Ik heb de jaren na mijn omkeer heel vaak gemerkt dat God mijn gebed hoort en antwoord geeft. Hij houdt van mij, ook al heb ik allerlei zonden gedaan. Jezus zegt niet: ‘Ik help jou niet meer, want jij hebt andere dingen geprobeerd zoals alcohol en drugs.’ Jezus kent mij en weet alles van mij, maar toch houdt Hij van mij. Hij geeft mij rust. Ik weet zeker dat Hij van ons houdt. Als ik in de Bijbel lees, bid en naar de kerk ga, geeft dat rust en ruimte in mijn hoofd. Ik krijg energie om God te dienen en word daar blij van.“

Je hebt een grote familie

“Vóór mijn ongeluk was ik ook hier in Nederland naar de moskee geweest, maar dat was geen leuke ervaring. In de kerk waren de mensen blij en werd ik door hen met een open hart welkom geheten. Het verschil viel me meteen op. Ik dacht: hoe kan dat? In de moskee moest ik verplicht huilen als teken dat ik bang was voor God vanwege mijn zonden, maar hier in de kerk was vrede, liefde en werd er gezongen. In Afghanistan had ik geleerd dat je bang moest zijn voor God. Hij is sterk en slaat jou als je fouten maakt. De Bijbel is er eerlijk over dat we voortdurend het risico lopen om te zondigen, maar God wil ons juist helpen om de goede weg te vinden en los te komen van de zonde. In het ziekenhuis had Jezus tegen mij gezegd: ‘Je hebt een grote familie.’ Het was heel bijzonder voor mij dat Hij dat tegen mij zei in mijn eenzaamheid. Ik begreep niet wat Hij daarmee bedoelde. Maar later begreep ik het wel. De kerk is mijn nieuwe familie geworden. Daar voel ik mij thuis en zij hebben mij zes jaar lang enorm geholpen.”

Wat deed de kerk voor jou?

“Ze hebben in de jaren dat ik buiten de asielprocedure was, mij alles gegeven wat ik nodig had om te kunnen leven. De kerk was heel actief voor Iraanse en Afghaanse asielzoekers. Ze zorgden voor vertaling tijdens de diensten op zondagmorgen. Na afloop was er dan van 13.00-15.00 een Bijbelstudie voor ons als Perzisch-sprekende groep. Dat is vijf jaar doorgegaan. Helaas is het nu gestopt. Er kwamen geen nieuwe mensen en de deelnemers die jarenlang waren gekomen, zeiden dat ze nu genoeg hadden geleerd. Ik vind het jammer dat het is gestopt. Een kerkdienst alleen is niet genoeg. Zo samen bezig zijn met de Bijbel is juist nodig. We kunnen altijd weer leren. Die Bijbelstudies maakten mij blij en ik wil die blijdschap ook aan andere mensen geven. Daarom heb ik vorig jaar de Filippus-opleiding gedaan. Op mijn beurt wilde ik ook graag iets voor de kerk doen. Ik ben enkele jaren hulpkoster geweest. Ik was er dan zondagmorgen vroeg, deed de kerk open en de lichten aan en hielp bij het opruimen na afloop. Door de week hielp ik bij de schoonmaak van de kerk. Soms lukte dat niet, omdat ik dan te veel last had van de gevolgen van mijn ongeluk. Daarvan heb ik nog elke dag pijn.”

Hoe heb je de Filippus-opleiding ervaren?

“Het was voor mij een heel bijzondere opleiding. Precies wat ik er van verwachte. Ik heb geleerd om op een andere manier naar mensen te kijken, om de Bijbel beter te leren kennen en om te weten hoe ik de woorden van de Bijbel op een goede manier kan delen met anderen. Ik heb gemerkt dat het nu veel makkelijker voor mij is om met moslims om te gaan. Na mijn bekering was ik bang en wist ik niet goed wat en hoe ik iets over mijn geloof kon delen. Nu gaat dat veel makkelijker en ben ik vrijmoedig om over Jezus en over de Bijbel te spreken. Ook heb ik geleerd hoe je als kerk praktisch mensen kunt helpen en dingen kunt organiseren. Op mijn stageplek in Huis van Vrede heb ik gezien hoe je als kerk mensen in de wijk kunt helpen en welkom heten.”

Hoe hield je het vol om acht jaar te wachten op een verblijfsvergunning?

“Die jarenlange onzekerheid was zwaar. Ik werd meerdere keren door de IND afgewezen en was twee periodes zonder status en zonder procedure en dus ook zonder recht op een plek in het AZC en zonder geld. Dan moest ik enkele jaren wachten om weer een aanvraag te doen. Eerst zat ik een BBB (bed, bad en brood opvang) in Amsterdam. Daarna hielp de Emmaüskerk mij in die jaren aan een kamer, aan leefgeld en geld om in die periode de Filippus-opleiding te kunnen doen. Ik vond dat echt heel bijzonder en het zette mij aan het denken: Waarom doen deze mensen zo? Het antwoord was: God houdt van ons en helpt ons, daarom moeten wij ook elkaar helpen. In de kerk kun je zien en ervaren hoe het leven met Jezus echt is.”

Wat kunnen Nederlandse christenen doen voor de Afghanen die in Nederland zijn terecht gekomen?

“Veel Afghanen willen liever niet over geloof spreken. Soms omdat ze als moslims hebben geleerd om zich niet in te laten met andere geloven en soms omdat ze zoveel slechte dingen hebben meegemaakt. Meestal houden ze er niet van als je meteen begint om heel veel te praten over het geloof in Jezus. Daarom kun je beter beginnen om als kerk voor hen te bidden. Daarna is het belangrijk om hen te helpen als ze in een moeilijke situatie zitten en dat geldt voor velen van hen. Vaak hebben ze een moeilijk leven gehad waarbij er weinig liefde was binnen de familie en de rest van de gemeenschap. Als je hen dan helpt terwijl je hen nauwelijks kent, zal dat worden opgemerkt en gewaardeerd. Daarbij kun je dan af en toe wat kleine dingen over Jezus vertellen. Als ze dan in een situatie komen waar ze alles geprobeerd hebben maar zelf geen oplossing meer zien omdat ze illegaal zijn, dan zullen ze zich misschien herinneren wat ze over Jezus gehoord hebben. Misschien gaan ze dan tot Hem roepen. Je kunt als kerk allerlei activiteiten aanbieden. Niet alleen hulp met maaltijden, voedsel, kleding en taalles, maar ook dingen zoals sportactiviteiten. Veel Afghanen zijn eenzaam en missen een gemeenschap om hen heen. Dat kun je als kerk bieden. Op zo’n manier kunnen ze iets ontdekken van een andere manier van leven. Ze kunnen dan zienhoe mensen die in Jezus geloven met elkaar omgaan, hoe ze met elkaar praten, hoe ze God eren en andere mensen helpen. Bij alles wat je doet is het belangrijk dat je het lang volhoudt. Ikzelf hoorde zes maanden vóór mijn ongeluk over Jezus. Ik deed daar helemaal niets mee, totdat ik in de problemen kwam. Bij mij duurde dat een half jaar, maar bij andere mensen misschien langer. Wat ze horen en zien, zullen ze echter niet vergeten. Ze zullen eraan denken als ze zelf niet meer weten hoe ze verder moeten.”

Dit artikel verscheen in ons kwartaalblad Orientatie (nummer 153, december 2023)

Lees meer artikelen uit Oriëntatie online en/of meld u aan om het blad 4x per jaar gratis thuis te ontvangen.

Getuigenis153
Scroll naar boven