Spring naar content

Lahlou: Ik dacht dat ik de enige was

‘Ga je mee naar de kerk?’ Mijn vriend keek me verwachtingsvol aan. Het was moeilijk voor mij om een kerk binnen te stappen. Dat was toch wel de grootste zonde, dacht ik. Maar ik wilde hem niet teleurstellen en dus maakte ik voor het eerst in mijn leven een kerkdienst mee. Er ging door mij heen: ‘Jammer, deze mensen gaan allemaal naar de hel. De pastor zal nog het ergst gestraft worden. Hij heeft mensen op het verkeerde pad gebracht.’ Om mij heen kijkend zag ik echter allemaal blije mensen. Ook de kinderen zijn blij. Ik was de moskee gewend waar alles er rustig aan toe gaat. Maar hier… Wat een rare dingen gebeuren hier!’

Tegenover mij zit Lahlou. In gebroken Nederlands vertelt hij zijn verhaal, tot in detail. We zijn in zijn woning in Den Haag. Zijn vrouw komt er af en toe bij, maar verblijft grotendeels in de keuken. De geur van heerlijk eten drijft binnen…

Lahlou komt uit een Kabyle dorp in Algerije. Hij herinnert zich de bergen, de sneeuw, de school, de maaltijden in het gezin. Ze hadden het niet breed. Vader was op jonge leeftijd al als gastarbeider naar Frankrijk gegaan. Als hij thuis kwam was het feest: nieuwe kleren, lekkernijen, speelgoed…

Lahlou had een aantal jaren onder zijn vrienden fanatieke moslims. ‘Twee klasgenoten van mij op de middelbare school werden later lid van de GIA, de verboden gewapende tak van het Islamitisch Bevrijdingsfront (FIS). Eén van hen werd terrorist en is gedood door het leger.

Dromen van het Westen

Van Algerijnse christenen had ik nooit gehoord. Christenen zijn ongelovigen en bidden tot beelden. Het zijn slechte mensen. Westerse vrouwen, met een kruisje om hun hals, in seksfilms.’ Hij had het zelf gezien in de bioscoop.

Lahlou droomde, net als al zijn vrienden, van een leven in Europa. ‘Ik had een winkeltje met levensmiddelen, was getrouwd met Zoubida en we hadden een zoon. Toch wilde ik vertrekken, op zoek naar beter leven. Een vriend in Frankrijk hielp mij. Via Frankrijk zou ik naar Canada kunnen gaan waar de zwager van mijn vriend woonde. Om aan valse papieren te komen was wel duur maar niet moeilijk.

Ik heb acht maanden illegaal in Parijs gewoond. Het liep allemaal anders dan ik verwachtte. Hoewel ik het herhaaldelijk probeerde, is het mij niet een keer gelukt om naar Canada af te reizen. En iedere keer werd ik beduveld en raakte ik mijn spaargeld kwijt. Bij één van de reizen viel ik bij de controle door de mand. Op Schiphol ontdekte men dat mijn paspoort vervalst was. Ik zat er elf dagen gevangen en werd daarna overgeplaatst naar Tilburg.’

Teleurstelling op teleurstelling

Wat Lahlou vertelt over de wereld waarin hij verkeerde is lang en ingewikkeld. Alles loopt mis, teleurstelling op teleurstelling. Het is een wereld van drugs, geweld, bedrog, opgepakt worden en weer op straat gezet worden. Maar midden in die duisternis licht soms iets op van hoop, van een ander, beter leven.

‘We zaten met ons zessen in een cel. Eén van ons, een Afrikaan, was geen moslim maar christen. In de gevangenis werden kerkdiensten gehouden en hij vroeg eens of ik meeging. Ik ging niet op zijn uitnodiging in, omdat ik bang was. In de gevangenis heb ik voor het eerst een Bijbel gezien, van de Afrikaanse christen. Het was allemaal heel dubbel. Innerlijk was ik echt geïnteresseerd, maar uiterlijk, voor mijn moslimcelgenoten, toonde ik mij onverschillig, alsof ik dit deed uit verveling.

Na zes maanden kwam ik vrij. Ik kreeg een treinticket met bestemming Roosendaal, bij de Belgische grens. Dat was alles. Ik wist niets van Nederland en sprak geen woord Nederlands. Uiteindelijk kon ik bij een Marokkaan in huis komen en vond wat werk. Veel ‘vrienden’ die hulp boden, bleken dat achteraf te doen om er zelf beter van te worden.

Contact met christenen

Eén van mijn vrienden bleek anders te zijn, een christen uit Sri Lanka. Hij vroeg of ik mee ging naar zijn kerk. Ik ging mee, denkend aan een lied van Ait Menguellet (een bekende Algerijnse dichter-zanger en filosoof) ‘Neem de tasbieh in je hand en doe als zij’. Met andere woorden, doe alsof je gelooft, alsof je moslim bent, met een gebedssnoer in je hand, als het je wat oplevert. Ik begreep weinig van wat de pastor vertelde, ook al werd er voor mij wat vertaald in het Frans. De pastor was een innemende man. Niet zozeer wat hij vertelde, maar hoe hij zijn boodschap bracht en hoe hij zich gedroeg, trof mij. Hij kwam mij de dag erna een Franse Bijbel brengen. Ik begon daar al gauw in te lezen. Het advies om te beginnen in het nieuwe testament legde ik naast mij neer. Ik begon bij het begin en las door tot het eind. Eén ding stuitte mij wel tegen de borst: dat God een Zoon zou hebben. Dat kon ik niet accepteren.

Eerst was ik er mee bezig puur uit eigenbelang: ik werd opgevangen in een christelijk gezin en zou zonder hen op straat staan. Ik begon meer en meer te twijfelen aan mijn oude islamitische zekerheden en kreeg de smaak te pakken van het christelijke leven. Ik bezocht een huisgroep en ontdekte hoe christenen bidden. Als moslim heb je vaak geen idee van wat christenen geloven en hoe het christelijke leven is. Nu ontdekte ik van nabij wat christen zijn betekende.

Geraakt

Tijdens een christelijke conferentie kwam de doorbraak. Een Libanese christen gaf daar zijn getuigenis. Ik werd echt getroffen door zijn getuigende woorden, maar meer nog door zijn getuigende leven. Hij was directeur geweest van twee grote banken, één in Amerika en één in Engeland, maar had alles opgegeven om Jezus te dienen. In de pauze kwam hij naar mij toe en vroeg belangstellend, in het Arabisch, wie ik was. Ik zei dat ik een zoeker was. Hij vroeg: ‘Mag ik voor je bidden?’ Dit heeft mij zo aan het denken gezet, dat ik die nacht niet kon slapen. Midden in de nacht maakte ik mijn vriend wakker. ‘Ik weet niet wat er met mij gebeurd is, maar ik ben zo blij.’ Vanaf dat moment had ik het verlangen om Jezus te volgen.

Eerst dacht ik dat ik de enige moslim was die christen was geworden. Maar al gauw leerde ik een andere christenen met een moslimachtergrond kennen. Ik ontdekte ook een kerk waar meer ex-moslims naar toe kwamen. Behalve kerkdiensten in het Nederlands werden daar ook samenkomsten in het Arabisch gehouden. Dat was waardevol voor mij, omdat mijn Nederlands nog niet zo goed was.

Een leuk souvenir

In 2004 kreeg ik het sterke verlangen om mijn leven op orde te brengen. Ik had Zoubida en mijn zoon Massi verlaten, leefde in Nederland zonder verblijfspapieren, was vaak afhankelijk van anderen en wilde graag legaal met het gezin hier leven. Maar alle pogingen faalden. In 2006 nam ik de beslissing ‘Of Zoubida en Massi komen hier, of ik ga terug naar Algerije voor het eind van het jaar. Here God, zonder vergunning wil ik hier niet meer leven.’ In juni van dat jaar kwamen zij bij mij. 

Er waren veel obstakels maar het kwam allemaal op wonderlijke wijze goed. In 2007 kon ik onverwacht ik gebruik maken van het Generaal Pardon. Mijn advocaat had gezegd dat ik er recht op had. Ik moest alleen documenten zien te bemachtigen waarop stond wie ik was. Maar in mijn ongeregelde leven tot die tijd had ik alle papieren verscheurd en weggegooid. Er was één uitzondering. In de tijd dat ik in Tilburg zat, was er bij iedereen op de kamerdeur een mapje met gegevens zoals je naam, je foto en het bednummer. Toen ik er vertrok zei de bewaker tegen mij: Neem dat maar mee. Een leuk souvenir. Dat mapje had ik naar mijn broer in Frankrijk gestuurd.

Mijn advocaat vroeg of ik echt geen enkel document meer in mijn bezit had. Ik kon niets bedenken en ging in gesprek met God. In dat gebed zei een stem tot mij ‘bel je broer in Parijs’. Toen ik begon af te vragen wat mijn broer hier mee te maken had, herinnerde ik mij ineens het mapje. Ik belde hem onmiddellijk en vroeg ‘Heb je dat mapje nog?’ Dat had hij. Hij zou mij de documenten toe faxen. De advocaat hielp mij op elke mogelijke manier. Zij gaf haar faxnummer door en liet mij weten dat ik haar te allen tijde op haar mobiele nummer kon bellen. Om een lang verhaal kort te maken, op de laatste werkdag van het jaar, en met de laatste mogelijkheid om de aanvraag voor het Generaal Pardon te doen, kwamen de papieren in orde. Ik zou mijn pasje krijgen, een bewijs dat ik legaal in Nederland mag zijn.

Thuis

Ik heb veel te danken aan Nederland. Ik heb veel te danken aan christenen die om mij heen stonden. Ik heb alles te danken aan God. Als God voor ons is, wie zal tegen ons zijn. Ik voel mij hier nu thuis. Niet alleen kwam mijn leven op de rails. Ook onze wens om hier in Nederland samen verder te kunnen leven werd vervuld. Want weliswaar had ik een verblijfsstatus op basis van het Generaal Pardon, maar Zoubida zou de lange weg moeten gaan van het aanvragen van een vergunning tot verblijf op basis van het pasje dat ik nog moest krijgen. De advocaat ging een dossier voor haar aanleggen.

Er kwam echter een brief van het IND dat Zoubida ook viel binnen het Generaal Pardon en een vergunning tot verblijf kreeg. Dat kon niet waar zijn, zei de advocaat. Zelfs toen zij belde naar het IND en men haar daar bevestigde dat het klopte, geloofde ze het pas toen haar de brief met het positieve antwoord was gefaxt. Ze hoefde geen dossier ‘Zoubida’ aan te leggen.

Wij voelen ons ook thuis onder christenen in Nederland. Natuurlijk is het contact met familie niet meer als vroeger. Men probeert ons nog steeds over te halen weer moslim te worden. Maar de kerk is onze nieuwe familie. Het heeft ons zo getroffen dat wij geaccepteerd werden en, meer zelfs, geholpen werden, zelfs toen wij nog moslim waren. Onze omstandigheden waren ellendig. Maar in alle rottigheid en ellende ging God zijn weg met ons. Hij had er een bedoeling mee. We hoeven niet bang te zijn. Onze haren zijn geteld. Er valt geen musje op de grond zonder onze Vader in de hemel.

Scroll naar boven