Spring naar content

De zoektocht naar de ware Jezus

Publicatiedatum: 28 mei 2021

Dit artikel verscheen in ons kwartaalblad Oriëntatie (nr 143, juni 2021).

Al eeuwen claimen moslims dat de Koran een betrouwbaarder beeld geeft van de identiteit en de boodschap van Jezus dan de Bijbel. Steeds weer opnieuw kregen moslims bijval van mensen die afstand namen van de belijdenis van de kerk waarin zij opgroeiden. Een voorbeeld daarvan is het boek Jezus in christendom en islam, van Eduard Verhoef. Wat moeten we met dit boek en wat betekent dit voor de ontmoeting met moslims?  

De centrale stelling van Verhoef is, dat met de keizerlijke macht van Constantijn de leer van het concilie van Nicea (325) waarin Jezus was vergoddelijkt, werd opgelegd aan christenen. De oorspronkelijke joodschristelijke leer zou hiermee zijn weggedrukt naar de randen van het rijk en drie eeuwen later Mohammed hebben geïnspireerd. De Koran zou daardoor een zuiverder christologie hebben dan het Nieuwe Testament. De aversie tegen een kerkelijke leer ‘die met meerderheid van stemmen wordt vastgesteld’ en ‘kerkelijke gezagsdragers’ die ook vandaag nog ‘theologen bezeren die met onwelkome opvattingen komen’ zit kennelijk diep. Op bijna iedere pagina van het boek worden ‘conciliechristenen’ weggezet als degenen die de boodschap van Jezus hebben vervormd, tegenover de ‘jodenchristenen’ die de missie van Jezus op de juiste manier zouden hebben voortgezet. Zo stelt Verhoef een opmerkelijke omkering van de geschiedenis voor met Mohammed als bevrijder van het onderdrukte christendom.

Jodenchristenen

Wie de ‘jodenchristenen’ zijn die de verbinding zouden vormen tussen het oorspronkelijke verhaal van Jezus en de Koran blijft in het betoog van Verhoef onduidelijk. Hij komt met allerlei suggesties over verbanden tussen diverse groepen en het ontstaan van de islam waarvan hij zelf ook concludeert dat ze historisch moeilijk zijn te onderbouwen. Verhoef suggereert dat een hogere visie op Jezus samengaat met grotere afstand van joodse wetten (vanwege de nadruk op het kruis van Christus) en dat beide pas later door Paulus en de schrijver van het Johannesevangelie zouden zijn geïntroduceerd, maar de koppeling tussen die twee onderwerpen is volstrekt niet vanzelfsprekend. Bovendien spreken juist de oudste teksten van het Nieuwe Testament het meest ongedwongen over Jezus’ godheid. De Joodse christenen Paulus en Johannes mogen bij Verhoef echter niet meedoen.

Verhoef beroept zich op enkele teksten uit de synoptische evangeliën zoals Matteüs 25:31-46, Markus 10:17-19 en Johannes 10:34. Losgeknipt uit hun verband zou je ze op islamitische manier kunnen lezen als argumenten tegen Jezus’ godheid en kruisoffer en ze komen daarom al eeuwenlang terug in de polemiek van moslims. Zo leest Verhoef ze ook en niet binnen de context van het geheel van deze evangeliën, waarin Matteüs duidelijk maakt dat Jezus zich boven Mozes plaatst en zondaren bij Hem een nieuw leven ontvangen, Marcus zijn evangelie meteen hoofdstukkenlang inzet met de nadruk op Jezus’ godheid en Johannes laat zien hoe Jezus zijn identiteit verborgen houdt voor hen die zichzelf zoeken. Verhoef legt een uitspraak van Hassan Hanafi naast Kuiterts stelling dat alle spreken over boven van beneden komt, met als conclusie dat er daarom ‘ruimte is om bepaalde woorden uit de geopenbaarde tradities opzij te leggen als die niet meer kunnen dienen om te bouwen aan een wereld die ons voor ogen staat’. Bij Verhoef lijkt er niet zoveel uit het Nieuwe Testament over te blijven. Vrijwel alles wat niet strookt met de islam wijst hij als latere toevoeging af.

Jezus (Isa) in de Koran

Vergeleken met het Nieuwe Testament behandelt Verhoef de Koran die eeuwen later komt opmerkelijk onkritisch als eenheidstekst. Behalve twee korte geboorteberichten wordt er in de Koran nauwelijks iets over Jezus gezegd en vaak maar kort. Dat is typerend voor de Koran die de meeste profeten maar fragmentarisch ter sprake brengt en nergens plaatst in een context van plaats en tijd. Volgens Verhoef duidt dat erop dat Mohammed kennis van de nieuwtestamentische tradities bij zijn gehoor veronderstelde, maar de logica van die redenering ontgaat me. De Bijbel was nog niet vertaald in het Arabisch en de Koran verraadt juist opmerkelijk weinig kennis van het Nieuwe Testament en de leer van de christenen. Zo wordt in de Koran gesuggereerd dat christenen Jezus en Maria als goden naast God zouden vereren en lijkt er geen idee te zijn over de Heilige Geest als derde persoon van de drieëenheid. Een dergelijke onkunde is onwaarschijnlijk wanneer Mohammed sterk beïnvloed zou zijn geweest door christenen die bij de latere concilies werden weggestuurd.

Verhoef veronderstelt dat de ontkenning van de kruisiging van Jezus in de Koran beïnvloed is door de docetisten. Dat is zeker niet ondenkbaar, maar dat maakt de theorie van Verhoef over het verband tussen de Koran en een oorspronkelijke christologie van ‘jodenchristenen’ alleen maar onwaarschijnlijker. De docetisten zagen materie als onrein en leerden dat Jezus slechts een schijnbare lichamelijkheid had en ook niet was opgevaren naar de hemel. Bepaald niet een opvatting die je bij jodenchristenen na Jezus optreden zou verwachten, en dat die zouden leren dat Jezus niet was gekruisigd, is moeilijk voor te stellen.

Sprekende baby

Verhoef stelt dat de islam Jezus bijzonder vereert, maar in de Koran komt geen profeet zo slecht uit de verf als Jezus. Verhoef probeert de opvatting van de Koran dat Jezus als pasgeboren baby al sprak en van klei een vogel maakte, op een lijn te brengen met de evangeliën. Die verhalen vinden we echter terug in apocriefe geschriften die de meest dwaze en absurde verhalen over Jezus en de profeten vertellen. Bepaald geen reden om de Koran in handen te nemen om Jezus te leren kennen. De meeste verbazing roept wel op dat Verhoef oppert dat Johannes 14:6 toch naar Mohammed zou kunnen verwijzen in plaats van naar de Heilige Geest.

Jezus in christendom en islam. Eduard Verhoef. Uitg. Skandalon, Middelburg 2021. 140 blz. ISBN 978-94-93220-02-7 € 18,95

Handvatten voor het gesprek met moslims over Jezus

Veel argumenten die Verhoef noemt, komen vaak terug in het gesprek met moslims. Hieronder wat handvatten voor het gesprek met hen.

“Als Jezus God was, waarom lees ik dan nergens in de Bijbel dat Hij zegt: Ik ben God, aanbid Mij”? We kunnen moslims antwoorden dat als Jezus straks voor de tweede keer komt, niemand zal kunnen twijfelen over Zijn goddelijke majesteit. Jezus kwam echter eerst als dienaar en verborg vaak zijn identiteit omwille van zijn boodschap en om voor ons te lijden en te sterven. Hij ontkende echter nooit zijn godheid als die ter sprake kwam. Mensen aanbaden Hem en Jezus aanvaardde dat (Matteüs 15:25 en 28:17, Lukas 5:8 en 24:52, Johannes 20:28). Hij vergaf zonden en erkende zijn goddelijke autoriteit daarvoor (Markus 2). Hij noemde zich de Heer van David, zei dat Hij er al vóór Abraham was en al bij de Vader was vóór de schepping van de wereld (Johannes 8:46-58 en 17:5).

De uitdrukking zoon van God betekende voor de Joodse omstanders van Jezus niet automatisch dat Jezus zich aan God gelijk maakte. Inderdaad, de uitdrukking wordt in het Oude Testament gebruikt voor engelen, de koning van Israël en het volk van God als geheel. Tegelijk is duidelijk dat Jezus er aanspraak op maakte dat Hij op unieke manier verbonden was met de Vader, anders dan zijn leerlingen, en met diens volmacht kon handelen. De conclusie voor de Joodse geestelijke leiders was dat Jezus zich daarmee aan God gelijkmaakte en daarvoor werd Hij ter dood veroordeeld (Markus 14:61-62 en Johannes 5:18).

Moslims stellen vaak dat er nergens in de Bijbel staat dat Jezus God is. Vrijwel ieder boek van het Nieuwe Testament bevat talloze argumenten om Jezus te vereren als God, teveel om hier op te noemen. Daarom is de belijdenis van vrijwel alle kerken op aarde dat we Jezus behoren te aanbidden als Redder en Heer. In Europa zijn er aan universiteiten de laatste paar eeuwen theorieën geformuleerd om al deze passages als niet authentiek af te wijzen. Het probleem is echter dat er geen historisch bewijs is voor een oorspronkelijk christendom dat Jezus niet eerde als God, met alternatieve evangeliën die een heel ander beeld van Jezus schetsen. Er zijn de eeuwen door wel andere verhalen over Jezus op schrift gesteld en die hebben ook invloed op de Koran gehad, maar die geschriften zijn historisch moeilijk serieus te nemen als betrouwbare informatie over Jezus. Je kunt moslims ook vragen hoe zij omgaan met mensen die de Koran zo behandelen.

Moslims zeggen soms: Jezus noemt zijn Vader God en zegt dat zijn Vader meer is dan Hij, dan kan Jezus zelf toch geen God zijn? Jezus wordt ook wel het Woord van God genoemd. Het Woord van God en de Geest van God gaan van de Vader uit; ze worden gezonden voor een bepaalde taak. Het omgekeerde kun je niet zeggen. In die zin is de Vader méér en natuurlijk eert Jezus zijn Vader in zijn god-zijn als Hij met mensen in gesprek is. Maar de Vader is nooit zonder het Woord en de Geest geweest. Jezus en de Heilige Geest horen niet bij de schepping, maar bij de Schepper, zoals duidelijk wordt uit Genesis 1 en Johannes 1.

Cees Rentier

Omslag boek Eduard Verhoef (OR 143, juni 2021)
Scroll naar boven