Zuilen van het christelijk geloof
Antwoord op 100 vragen
Wat zijn de zuilen van het christelijke geloof?
Antwoord op 100 vragen
Hieronder vindt u 100 vragen die moslims vaak aan christenen stellen met een korte en kernachtige beantwoording. Ze vormen geen handboek met voorschriften van wat wel en niet mag. In het christelijk geloof staat een Persoon centraal, niet een wet.
Wie zich verdiept in het christelijke geloof dient vooral zelf de Bijbel te lezen, bron en norm voor het christelijke leven.
Goede daden doen, want een geloof zonder goede daden is nutteloos. De Bijbel zegt (Jakobus 2:22): ‘U ziet hoe geloof en handelen daar hand in hand gaan, en hoe het geloof vervolmaakt wordt door daden.' Die daden zijn dus heel belangrijk, maar ze zijn niet de basis voor de vergeving van zonden. Met de woorden van de Bijbel: ‘Christenen worden niet gerechtvaardigd door goede werken, maar uit genade, door het geloof.' Christenen ‘moeten' volgens de Bijbel in principe niets. Dat lijkt vreemd, maar is te begrijpen als je weet welke plaats Jezus Christus in hun leven heeft. Jezus heeft alles voor hen gedaan. Zijn naam betekent ‘God redt'. De evangelist Matteüs schrijft: ‘Want hij zal zijn volk bevrijden van hun zonden.' Zijn redding leidt als het goed is niet tot luiheid, maar tot dankbaarheid. En vanuit die dankbaarheid zullen christenen proberen Jezus te volgen en het goede te doen zoals hij deed. Jezus vatte dat samen met de woorden: ‘Heb God lief boven alles en de naaste als jezelf' (Matteüs 22:38-39). Ook zei Hij: ‘Wat jij wilt dat de mensen jou doen, doe dat een ander' (Matteüs 7:12). Christenen zijn actief met hun geloof bezig en hebben het verlangen het goede te doen uit liefde tot Jezus.
Er zijn vijf dingen die voor elke moslim verplicht zijn. We noemen dat ook wel de vijf zuilen of pilaren van de islam, omdat het de belangrijkste dingen zijn voor het dagelijkse leven van een moslim. God beloont je volgens moslims als je het houdt en straf je als je het niet doet.
- Het uitspreken van de geloofsbelijdenis:' La illaaha illa Allah wa Mohammed rasoel Allah' Dat betekent: Er is geen God dan Allah en Mohammed is de boodschapper van Allah. Deze geloofsbelijdenis heet de sjahaada.
- Het vijfmaal per dag bidden in de richting van Mekka. Het moet gebeuren op vaste tijdstippen, na een verplichte rituele reiniging, met vaste bewegingen (vooroverbuigen, knielen, hoofd op de grond), met voorgeschreven bewoordingen (in het Arabisch), bij voorkeur in de moskee. Dit gebed heet de salaat.
- Het geven van aalmoezen. 1/40 deel van je inkomsten voor armen, of steun van de islam. Dit heet de zakaat.
- Het vasten in de maand Ramadan. 30 dagen lang vasten van zonsopgang tot zonsondergang. Dit heet sawm.
- Het maken van een bedevaart naar Mekka. Eénmaal in je leven naar Mekka om daar allerlei gebeden en wandelingen te maken. We noemen dit de haddj.
In het bidden wordt de omgang van God met ons en van ons met Hem beleefd. Het gaat om een vertrouwelijk spreken met God, om het eren en aanbidden van Hem, of om het vragen om hulp bij bepaalde noden. In het bidden is er ook plaats voor het belijden van zonde en voorbede.
Als christenen bidden doen ze dat gewoonlijk in hun eigen taal, dus niet in het Hebreeuws, Aramees of Grieks, de oorspronkelijke talen van de Bijbel.
Wees mij genadig, God, in uw trouw,
u bent vol erbarmen, doe mijn daden teniet,
was mij schoon van alle schuld,
reinig mij van mijn zonden.
Ik ken mijn wandaden,
ik ben mij steeds van mijn zonden bewust,
tegen u, tegen u alleen heb ik gezondigd,
ik heb gedaan wat slecht is in uw ogen.
Laat uw uitspraak rechtvaardig zijn
en uw oordeel zuiver.
U, mijn God en koning, wil ik roemen,
uw naam prijzen tot in eeuwigheid.
Elke dag opnieuw wil ik u prijzen,
uw naam loven tot in eeuwigheid:
‘Groot is de HEER, hem komt alle lof toe,
zijn grootheid is niet te doorgronden.'
Laat geslacht na geslacht van uw schepping verhalen,
uw machtige daden verkondigen.
Laten zij spreken over de glorie van uw majesteit,
ook ik wil uw wonderen bekendmaken.
Laten zij getuigen van uw geduchte daden,
ook ik wil van uw grootheid vertellen.
Laten zij de roem van uw goedheid verbreiden,
uw gerechtigheid luid bezingen:
‘Genadig en liefdevol is de HEER,
hij blijft geduldig en groot is zijn trouw.
Goed is de HEER voor alles en allen,
hij ontfermt zich over heel zijn schepping.'
Rechtvaardig is de HEER in alles wat hij doet,
zijn schepselen blijft hij trouw.
Allen die hem aanroepen is de HEER nabij,
die hem roepen in vast vertrouwen.
Hij vervult het verlangen van wie hem eren,
hij hoort hun klacht en komt te hulp.
Onze Vader die in de hemelen zijt,
uw naam worde geheiligd;
uw Koninkrijk kome;
uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood;
en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van de boze.
Want van U is het Koninkrijk
en de kracht
en de heerlijkheid
in der eeuwigheid. Amen.
Als christenen een maaltijd beginnen, bidden zij om een zegen. Na de maaltijd wordt er vaak gebeden om God te danken, maar ook om te bidden voor bepaalde noden.
's Zondags komen christenen bij elkaar om te luisteren naar een preek en samen te bidden en te zingen. Veel psalmen en liederen zijn gezongen gebeden. Christenen zijn mensen van gebed.
Voor joden is Jeruzalem de gebedsrichting. Voor christenen is Jeruzalem ook een belangrijke plaats omdat deze stad hen herinnert aan de verhalen uit de Bijbel en het leven van Jezus. Hier heeft Jezus de tempel bezocht en trad hij op als leraar. Hier werd hij gekruisigd (buiten de poort van de stad) en stond hij op uit de dood. Allerlei plaatsen waar Jezus was, zijn nog aan te wijzen. Maar de stad werd geen gebedsrichting. Wel zijn er christenen van de oude oosters orthodoxe kerken die in oostelijke richting bidden. Het is de kant van de opgaande zon en symboliseert het licht en leven dat God geeft. Veel oude kerken hebben een altaar aan de oostkant.
In Jesaja 58 staat indringend wat het ‘ware vasten' in een context van ruzie en onrecht inhoudt. Het zich ontzeggen van voedsel heeft dan voor God geen waarde. Hij zegt tot zijn volk: ‘Is dit niet het vasten dat ik verkies: misdadige ketenen losmaken, de banden van het juk ontbinden, de verdrukten bevrijden, en ieder juk breken? Is het niet: je brood delen met de hongerige, onderdak bieden aan armen zonder huis, iemand kleden die naakt rondloopt, je bekommeren om je medemensen?'
Er zijn allerlei manieren waarop christenen kunnen vasten. Men kan compleet vasten, d.w.z. zich alles ontzeggen voor een periode, maar ook door geen vlees te eten of zich allerlei luxe artikelen te ontzeggen. Christenen gaan er dus verschillend mee om. Er is geen duidelijk Bijbels voorschrift, maar vasten is van waarde en christenen kiezen een vorm die bij hen past.
Het probleem zit niet in het eten en drinken op zich, maar in de manier van omgaan ermee. Iemand kan zich aan godsdienstige spijswetten houden maar ondertussen bijvoorbeeld te veel eten. De vraag waar het om draait is of wij God eren met ons lichaam. Jezus zei: ‘Niet wat de mond ingaat maakt de mens onrein, maar wat de mond uitgaat.'
De Bijbel vertelt over een arme weduwe die twee muntjes in de offerkist werpt. In Gods ogen heeft zij meer gegeven dan de rijken. ‘De rijken hebben iets van hun overvloed geofferd, maar zij heeft van haar armoede alles gegeven wat ze nodig had voor haar levensonderhoud' (Lucas 21:1-4). Dit verhaal stelt ons voor de kritische vraag wat wij geven.
Rijkdom op zich wordt in de Bijbel niet veroordeeld. Timoteüs zegt (1 Tim. 6:17-18 en 9): ‘Hen die rijk zijn in deze wereld, moet je op het hart drukken niet hoogmoedig te zijn en hun hoop niet te stellen op zoiets onzekers als rijkdom, maar op God die ons alles rijkelijk te genieten geeft. Zeg hun wél te doen, rijk te worden door goede werken, vrijgevig te zijn en met anderen te delen. Wie rijk wil worden, komt in verleiding en raakt verstrikt in veel dwaze en schadelijke verlangens, die een mens in verderf en ondergang storten.'
Het gaat er om hoe je met je bezit omgaat. Zit je eraan vast of is het een zegen voor jezelf en kun je er ook anderen mee zegenen?
Zoals: ‘Jezus is Heer' (Filippenzen 2:11).
Of zoals in 1 Timoteüs 3:16:
‘Ongetwijfeld is dit het grote mysterie van ons geloof:
Hij is geopenbaard in een sterfelijk lichaam,
in het gelijk gesteld door de Geest,
is verschenen aan de engelen,
verkondigd onder de volken,
vond geloof in de wereld,
is opgenomen in majesteit.'
Een bekende belijdenis die nog steeds in kerkdiensten wordt opgezegd is de zogenaamde ‘Apostolische geloofsbelijdenis'.
Deze 12 artikelen zijn als volgt:
1. Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde
2. en in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Heer
3. die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria
4. die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle
5. ten derde dage weer opgestaan uit de doden
6. opgevaren naar de hemel, zittend aan de rechterhand van God, de almachtige Vader
7. vanwaar hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden
8. Ik geloof in de Heilige Geest.
9. Ik geloof één heilige, algemene kerk, de gemeenschap der heiligen
10. de vergeving der zonden
11. de opstanding van de doden
12. en het eeuwige leven
Christen word je door je leven aan Jezus Christus te geven, hem te erkennen als Heer en Redder in je leven. Dat is dus allereerst een persoonlijke zaak tussen God en jou. Het gaat om een vernieuwing van het hart en van het leven. De Heer Jezus spreekt van wedergeboorte, dat wil zeggen opnieuw geboren worden. ‘Waarachtig, ik verzeker u: alleen wie opnieuw wordt geboren, kan het koninkrijk van God zien' (Johannes 3:3).
Christen-worden is eigenlijk ontdekken dat niet jij voor God kiest, maar dat God voor jou heeft gekozen. Je kunt je open stellen voor die ontdekking door de Bijbel te lezen en eenvoudig in gebed aan God te vragen zich aan je te openbaren.
Wie God zo leert kennen en de rijkdom van het leven met hem ervaart, wil dat ook kenbaar maken. ‘Waar het hart vol van is, stroomt de mond van over.'
Christen-zijn doe je niet in je eentje. Je beleeft je geloof samen met anderen. Daarom wordt iemand die christen wordt, opgenomen in de christengemeenschap, de kerk. Daar belijdt hij (of zij) zijn geloof en wordt gedoopt.
Vaak zijn er vergelijkingen gemaakt bij het spreken over God. Bijvoorbeeld: Gods Woord en zijn Geest zijn onafscheidelijk één met God, zo goed als de zon met haar stralen en warmte één zon zijn en geen drie zonnen (Timotheüs I aan kalief Al Mahdi in de 8e eeuw), of: iemand kan tegelijk zoon en vader en echtgenoot zijn terwijl het toch om één en dezelfde man gaat. Ook al gebruikt men wel eens de term drie-eenheid, het blijft gaan om het geloof in één God en geen drie goden.
Jezus zelf heeft gezegd: ‘de Vader en ik zijn één' (Johannes 10:30) en: ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien' (Johannes 14:9).
In de Bijbel staat de gelijkenis van ‘de verloren zoon', of beter van ‘de liefhebbende vader'. Jezus vertelde die gelijkenis om de verlorenheid van de mens te laten zien, maar ook om duidelijk te maken wie de hemelse Vader is en hoe hij reageert. De handelwijze van zijn eigenwijze en ondankbare zoon betekent niet dat de vader geen vader meer is. De titel vader is ‘onveranderlijk'. Als hij met opgetrokken mantel zijn zoon tegemoet snelt, verliest hij zijn vaderlijke waardigheid. Maar hij blijft de vader. Het tegemoet snellen van zijn zoon is juist een uiting van zijn vaderschap. Zó is ook God onveranderlijk God, ook als Hij de hemelse heerlijkheid verlaat en tot zijn mensenkinderen komt. God kon en wilde in Jezus een Vriend van mensen zijn.
Wie dood is heeft weinig in te brengen. De onmacht om zichzelf van zonde en dood te verlossen hebben veel christenen beleefd. Er is er één die dat wel kan: Jezus Christus. Hij overwon de zonde en de dood. In Hem is er nieuw leven.
‘In een dorp werden enkele jongens gearresteerd omdat ze gokten, wat streng verboden was. Een paar jongens hadden rijke ouders; zij konden de boete gemakkelijk betalen, zodat die jongens niet in de gevangenis kwamen. Maar één jongen ging de gevangenis in. Zijn moeder was een arme weduwe. Toen is die moeder gaan werken. Ze moest helpen bij het aanleggen van een weg. Haar handen waren elke dag bebloed omdat zij zware stenen moest sjouwen. Maar zij verdiende daarmee het geld om haar zoon los te kopen uit de gevangenis. Toen deze jongen weer vrij was, ontmoette hij zijn oude vrienden die hem uitnodigden weer te gokken. Maar hij zei: ‘Dat kan ik nooit meer doen. Mijn vrijheid is duur gekocht. Het heeft het bloed in de handen van mijn moeder gekost...'
Omgekeerd is dat ook het geval bij de vraag of christenen geloven in de profeet Mohammed. Een christen erkent dat Mohammed aan het eind van de zesde eeuw en het begin van de zevende eeuw heeft geleefd in de steden Mekka en Medina en hun omgeving. Veel christenen hebben ook respect voor de wijze waarop hij onrecht bestreed en opkwam voor armen en zwakken. Maar een christen gelooft niet in Mohammed zoals een moslim in hem gelooft. Richtsnoer voor zijn leven zijn niet de koran en de soenna van Mohammed (Mohammeds voorbeeld, vastgelegd in de boeken met tradities van hem). Het erkennen van deze verschillen is wel zo eerlijk en hoeft geen belemmering te zijn om respectvol met elkaar om te gaan.
Christenen geloven dat God het oordeel in handen heeft gegeven van Jezus Christus. Voor wie op Hem vertrouwt is de Rechter ook de Redder. De Bijbel toont aan dat het oordeel in diepe zin al heeft plaatsgevonden, namelijk toen Jezus Christus zijn leven gaf aan het kruishout. Daar en toen zijn de satan, de dood en de zonde overwonnen. Wie in geloof op Jezus ziet, is behouden en heeft eeuwig leven.
De Bijbel spreekt behalve van een satan ook van demonen. Er is een zichtbare wereld en een onzichtbare met machten en krachten waar we rekening mee dienen te houden. Ook Jezus werd tegengewerkt door demonische machten en zelfs beproefd door de duivel. Maar de duivel en demonen moesten wijken voor zijn macht. Tenslotte heeft hij, juist door zijn verzoenend lijden en sterven, de overwinning over hen behaald.
‘Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: ‘Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.' Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: ‘Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?' En de koning zal hun antwoorden: ‘Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.''
Voor hen die niet hebben omgezien naar de naaste, geldt het tegendeel. Zij worden vervloekt.
Wie zegt dat hij of zij een kind van God is, zegt dat niet omdat hij dat verdient of er recht op heeft, maar op basis van het offer van Jezus Christus. En God is trouw aan wat hij beloofd heeft. Op hem kunnen we aan. Hij zal op de Laatste Dag niet ineens anders zijn dan hij zich in het verleden heeft doen kennen. ‘Hij die u roept, is trouw. Hij houdt zijn woord' (1 Tessalonicenzen 5:24). ‘God, die ons die beloften deed, is betrouwbaar' (Hebreeën 10:23).
Christenen houden zich aan regels. De Bijbel noemt er veel. Er zijn de tien leefregels (geboden) die God aan Mozes en het volk Israël gaf. En er zijn de leefregels die Jezus in de zogenaamde Bergrede aan zijn discipelen gaf. Ook Paulus heeft regels gegeven voor het christelijke leven. Zij functioneren pas goed in de relatie met Jezus Christus.
1. Vereer naast mij geen andere goden.
2. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij...
3. Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan.
4. Houd de sabbat in ere, het is een heilige dag. Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken...
5. Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.
6. Pleeg geen moord.
7. Pleeg geen overspel.
8. Steel niet.
9. Leg over een ander geen vals getuigenis af.
10. Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.
In de psalmen en profetische boeken van het Oude Testament lezen we voortdurend over het koningschap van God. ‘De HEER is koning tot in eeuwigheid', zegt de psalmdichter. Dit koningschap heeft voor christenen gestalte gekregen in Jezus, de langverwachte Messias (in het Grieks Christus = Gezalfde) van wie de profeten in het Oude Testament hebben gesproken. In hem is het koninkrijk van God dichtbij gekomen. Jezus verkondigt dus niet alleen de komst van Gods rijk, maar belichaamt het met heel zijn optreden: in zijn genezingen, in de wonderen, in de uitwerping van demonen, in zijn macht over dood en satan. De wonderen die Jezus deed, zijn een teken van de doorbraak van dit rijk. De satan ìs door hem beslissend verslagen. De koningsheerschappij van Jezus wordt beleefd in zijn gemeente; hij is het Hoofd van de Kerk. Zijn heerschappij is niet alleen over de kerk, maar ook over heel de schepping. Hij zei tot zijn discipelen: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde' (Matteüs 28:18). In de wereld is dit koninkrijk van vrede en goedheid nog verborgen. Straks wordt het zichtbaar voor allen.
‘Laat uw liefde oprecht zijn.
Verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan.
Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters
en acht de ander hoger dan uzelf.
Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest
en dien de Heer.
Wees verheugd door de hoop die u hebt,
wees standvastig wanneer u tegenspoed ondervindt,
en bid onophoudelijk.
Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij.
Zegen uw vervolgers; zegen hen, vervloek hen niet.
Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft.
Wees eensgezind; wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot bescheidenheid.
Ga niet af op uw eigen inzicht.
Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen.
Stel, voorzover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven.
Neem geen wraak, geliefde broeders en zusters, maar laat God uw wreker zijn,
want er staat geschreven dat de Heer zegt: ‘Het is aan mij om wraak te nemen, ik zal vergelden.'
Maar ‘als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten,
als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken.
Dan stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd'.
Laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede.'
Jozua, Rechters, Ruth
1 en 2 Samuël, 1 en 2 Koningen, 1 en 2 Kronieken
Ezra, Nehemia, Ester, Job, Psalmen, Spreuken, Prediker, Hooglied
Profetenboeken: Jesaja, Jeremia, Klaagliederen van Jeremia, Ezechiël
Kleine profetenboeken: Daniël, Hosea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zefanja, Haggaï, Zacharia en Maleachi
Handelingen der Apostelen
Brieven van Paulus: Romeinen, 1 en 2 Korintiërs, Galaten, Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen, 1 en 2 Tessalonicenzen, 1 en 2 Timoteüs, Titus, Filemon, Hebreeën
Brieven van Jakobus, Petrus (2), Johannes (3), Judas
Openbaring van Johannes
Wie beweert dat joden en christenen zelf hun geschriften vervalst hebben, zegt daarmee dat God zelf niet bij machte zou zijn zijn Woord te bewaren. Jezus zei: ‘Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet (= de schrift) één tittel (= klein letterteken) zou vallen' (Lucas 16:17).
Jezus kende de Schriften, dat wil zeggen het Oude Testament. Dat was voor Jezus en de evangelisten hun Bijbel. Hij leefde uit de Schriften en, belangrijker, hij was gekomen om die te ‘vervullen'. De vele profetieën, over een komende Messias hadden op hem betrekking en zijn in hem vervuld.
Hij was bereid daarvoor te lijden, zelfs gedood te worden. Hij droeg de littekenen van Jezus in zijn lichaam (Galaten 6:17). Hij die eerst een vervolger was van de christelijke gemeente, zei later: ‘Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus - de gekruisigde.'
Dus Paulus was niet de vervalser van de boodschap van Jezus zoals wel eens beweerd wordt. Ook niet de man die de leer van de drie-eenheid ingevoerd zou hebben en Jezus goddelijk gemaakt zou hebben. Het woord drie-eenheid komt trouwens in de hele Bijbel niet voor, ook niet bij Paulus. Christenen baseren het woord op het leven en de woorden van Jezus zelf, en willen met het woord tot uitdrukking brengen dat God zich zo heeft geopenbaard, als Vader, Zoon en Geest.
Het boek wil de christenen, die onder grote moeilijkheden en druk leefden, bemoedigen en troosten. Het boek sluit af met een gebed om de komst van de Heer Jezus.
- De dominee spreekt de gemeente toe met een groet en votum [Het Latijnse woord voor toewijding (aan God)]
- er wordt gezongen
- de tien geboden worden gelezen (in de morgendienst, terwijl in de middagdienst meestal de geloofsbelijdenis wordt uitgesproken of gezongen).
- er volgt een schriftlezing
- er volgt een preek waarin het tekstgedeelte wordt uitgelegd en toegepast op onze situatie
- er wordt gebeden
- er wordt geld ingezameld (gecollecteerd)
- de gemeente krijgt de zegen mee
Soms worden mensen gedoopt en is er avondmaal. Veel kerken hebben een morgendienst en een avonddienst. Ook de kinderen horen er bij, maar vaak gaan zij vóór de preek naar een aparte ruimte voor een dienst die op hen is afgestemd (een kindernevendienst).
Hij begint met votum en groet (met de woorden van Psalm 124:8 en Galaten 1:3):
‘Onze hulp is in de naam van de HERE die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen de werken zijner handen.
Genade zijn u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus. Amen.'
Aan het eind van een dienst spreekt de dominee een zegenbede uit waarbij hij zijn handen opheft en uitspreidt over de gemeente om met dit gebaar Gods zegen kracht bij te zetten, een zegen die meer is dan een gebed of een wens. Het is een concrete heilzame kracht van God die leven geeft en leven sterkt.
De woorden die de dominee uitspreekt komen uit 2 Korintiërs 13:13:
‘De genade van de Heer Jezus Christus
en de liefde van God
en de gemeenschap van de Heilige Geest
zij met u allen. Amen.'
Of uit Numeri 6:24-26:
‘De HERE zegene en behoede u.
De HERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig.
De HERE verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede. Amen.'
We hebben bij deze vraag de oude formuleringen gebruikt. De zegen van Numeri 6 luidt in de nieuwe bijbelvertaling (NBV): ‘Moge de HEER u zegenen en u beschermen, moge de HEER het licht van zijn gelaat over u doen schijnen en u genadig zijn, moge de HEER u zijn gelaat toewenden en u vrede geven.'
Belijden dat Jezus de kurios is, betekende in die tijd gevaar voor eigen leven. Alleen de keizer mocht die titel dragen. Wie Jezus als Heer beleed, liep kans voor de leeuwen gegooid te worden.
De kerk heet ook wel ‘het lichaam van Christus'. De kerk is het lichaam. De Heer Jezus is het hoofd van de kerk.
Wel vind je er vaak allerlei symbolen zoals een kruis (leeg, want Jezus is opgestaan), een vis, een lam en een schip. Ook zie je wel de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet, de ‘alfa en omega', doelend op Jezus Christus (Openbaringen 22:13).
Het orgel bleek een goed instrument om het zingen in de kerk te begeleiden. Vroeger had je overal echte pijporgels. Nederland heeft een rijke traditie op dit gebied en kent wereldbekende orgelbouwers. Tegenwoordig wordt gemeentezang ook op allerlei andere instrumenten begeleid, zoals de piano. Op zich is ieder instrument of combinatie van instrumenten goed, wanneer het de kwaliteit van het zingen ten goede komt.
Veel oude kerken hebben ook een groot uurwerk op de toren. Vroeger was dit uurwerk de enige bron waaruit men kon opmaken hoe laat het was.
Tegelijkertijd hebben velen zich steeds weer ingezet om waar te maken waartoe Jezus zelf heeft opgeroepen, namelijk een ware en diepe eenheid (Johannes 17). Die eenheid wordt gevonden en beleefd in Jezus Christus die het hoofd van de kerk is. Die eenheid sluit diversiteit niet uit. Maar er is een gemeenschappelijke basis en herkenning in elkaars geloof waar het gaat om kernzaken zoals verwoord in de apostolische geloofsbelijdenis.
Wanneer een moslim een kerkdienst bijwoont, is hij niet verplicht mee te doen. Hij kan gerust als toeschouwer aanwezig zijn. Wanneer het avondmaal wordt gevierd, mogen daaraan alleen mensen deelnemen die openlijk belijdenis van hun geloof in Jezus Christus als Gods Zoon en Redder hebben afgelegd.
Ouderlingen hebben een andere taak dan diakenen. De ouderlingen - oorspronkelijk: ‘oudsten', wijze mannen - zijn vooral bezig met het geestelijk leven van de gemeenteleden, met andere woorden de pastorale zorg. Daartoe bezoeken ze mensen van de kerk ook thuis.
Diakenen zetten zich in voor barmhartigheid en gerechtigheid in de gemeente en in de samenleving. Je ziet hen zondags geld inzamelen in de dienst, maar hun taak is veel breder. Zij verlenen praktische hulp aan mensen die het moeilijk hebben, troosten hen die verdriet hebben en bezoeken hen die eenzaam zijn. Ook gaan zij in op noden in de wereld. Zo kan er bijvoorbeeld, als er rampen hebben plaatsgevonden, extra gecollecteerd worden om mensen daar te steunen. Dit in opdracht van en naar het voorbeeld van Jezus Christus, de Dienaar bij uitstek, bewogen over mensen in nood.
In Nederland wordt de dominee niet (meer) door de overheid betaald. Dat is wel zo geweest, het langst in de Nederlands Hervormde Kerk.
Dat is ook beter. Het is goed dat kerk en staat gescheiden zijn, ook al geloven we dat de burgerlijke overheid wel garant moet staan voor godsdienstvrijheid. Bovendien wordt de kerk op deze manier niet afhankelijk van de overheid.
In protestantse kerken worden behalve volwassenen die tot geloof zijn gekomen, ook de kinderen van de gelovigen gedoopt, meestal door een besprenkeling met water. Zoals een lam van een schaap het eigendom is van de boer, zo maken de kinderen met hun gelovige ouders deel uit van de kudde van ‘de Goede Herder' - zoals de Heer Jezus zichzelf wel heeft genoemd. Als deze kinderen later tot persoonlijk geloof komen, doen zij in een speciale dienst belijdenis van hun geloof.
In baptisten-, evangelie- en pinkstergemeenten wordt alleen de volwassendoop toegepast. Zij benadrukken dat het persoonlijk belijden van geloof vooraf dient te gaan aan de doop. Die gebeurt door een volledige onderdompeling in een waterbad.
Bij de Israëlieten werden de jongetjes wel besneden. Deze besnijdenis werd voor het eerst door God bevolen aan Abraham. In het Oude Testament, de tijd vóór de komst van Jezus Christus, was dit het bewijs van het opgenomen zijn in Gods verbond. In Genesis 17, waar het woord verbond tienmaal voorkomt, staat: ‘Ik sluit een verbond met jou en met je nakomelingen, met alle komende generaties, een eeuwigdurend verbond: ik zal jouw God zijn en die van je nakomelingen.' Bij een verbond zijn twee partijen betrokken, God en de mens. Hoewel mensen vaak ontrouw zijn, blijft God altijd trouw aan zijn beloften.
In het Nieuwe Testament zien we een relatie tussen de besnijdenis en de doop. Kolossenzen 2:11-12: ‘In hem bent u ook besneden, niet door mensenhanden, maar met de besnijdenis van Christus, door het afleggen van het aardse lichaam. Toen u gedoopt werd bent u immers met hem begraven, en met hem bent u ook tot leven gewekt.' Sinds Jezus Christus aan het kruis gestorven is, hoeft er geen bloed meer te vloeien, noch van offerdieren, noch door een besnijdenis van mensen. Daarmee zou het offer van Christus genegeerd worden.
In het Nieuwe Testament lezen we dat christenen in plaats van het joodse Pascha het avondmaal vieren. Het werd door de Heer Jezus zelf ingesteld, vlak voor hij stierf aan het kruis. Als herinnering aan Jezus' zelfopoffering op Golgota krijgen de gelovigen een stukje brood, dat verwijst naar het lichaam van de Heer Jezus. Vervolgens een slokje wijn dat zijn bloed symboliseert. Christenen geloven dat Jezus zelf zich aanbiedt in de tekenen van brood en wijn.
In het Nieuwe Testament lezen we dat christenen in plaats van het joodse Pascha het avondmaal vieren. Het werd door de Heer Jezus zelf ingesteld, vlak voor hij stierf aan het kruis. Als herinnering aan Jezus' zelfopoffering op Golgota krijgen de gelovigen een stukje brood, dat verwijst naar het lichaam van de Heer Jezus. Vervolgens een slokje wijn dat zijn bloed symboliseert. Christenen geloven dat Jezus zelf zich aanbiedt in de tekenen van brood en wijn.
Het huwelijk wordt voltrokken op het stadhuis. In de kerk wordt een zegen gevraagd over het huwelijk. Daarna wordt het gevierd met familie en vrienden.
In deze samenleving houden velen in het geheel geen rekening met God en gebod. Relaties zijn vaak oppervlakkig en leiden tegelijk snel tot seksuele gemeenschap, hoewel men niet getrouwd is. Veel films maken dit ‘losse' leven duidelijk. Christenen willen rekening houden met wat God bedoelt: het mooie, ook met het huwelijk, inclusief het seksuele waar christenen ten volle van mogen genieten als een gave van God.
Wij geloven ook dat een meisje als maagd het huwelijk in dient te gaan, hoewel dit niet zo allesbeheersend is als in sommige moslimkringen voorkomt. Experimenteren met seks voor het huwelijk druist in tegen de bijbelse leefregels. Dit geldt voor zowel de meisjes als de jongens. Voor beiden geldt dat gemeenschap een plek behoort te hebben binnen een huwelijk.
In de Bijbel lezen we een oproep van Paulus aan zowel kinderen als aan ouders (Efeziërs 6:1-4): ‘Kinderen, gehoorzaam je ouders in de geest van Christus: dat is je plicht. Eer je vader en je moeder is het eerste gebod waaraan een belofte is verbonden, die luidt: Dan zal het je goed gaan en zul je lang leven op aarde. Ouders, maak je kinderen niet kwaad, maar breng ze groot door ze te vormen en te vermanen zoals de Heer dat wil.'
In de toenmalige wereld zal deze oproep van Paulus aan zowel vrouwen als mannen nodig geweest. Christenen behoorden anders te zijn in een wereld waar het elkaar dienen in een band van liefde waarschijnlijk schaars was.
In de wereld van het Oude Testament kwam polygamie veel voor, vooral bij hen die aanzien en macht hadden. Tegelijk laat de Bijbel zien dat juist het hebben van meer vrouwen voor machthebbers (koningen) een valkuil was, die hen in het ongeluk deed storten. Gods bedoeling is dat man en vrouw (enkelvoud) één zijn.
De Farizeeën wijzen Jezus er dan op dat Mozes toch een regeling voor een echtscheiding had getroffen. Ter bescherming van de vrouw moest de man dan een scheidingsakte meegeven. Jezus reageert daar op met: ‘U mocht van Mozes scheiden van uw vrouwen, omdat u zo onverbeterlijk bent.' ‘Maar in het begin was het niet zo! Ik zeg u: een man die zijn vrouw wegstuurt en met een ander trouwt, begaat echtbreuk, behalve in het geval van ontucht' (vs.9).
Hoewel niet naar Gods bedoeling, kan het dus in de gebrokenheid van het leven voorkomen dat mensen niet met elkaar kunnen leven. Dan moet er in sommige gevallen gekozen worden uit twee kwaden: uit elkaar gaan of bij elkaar blijven, met alle nare gevolgen van dien.
Jezus Christus heeft uitdrukkelijk gezegd dat alleen overspel een reden (geen noodzaak) tot echtscheiding mag zijn. Voor alle andere gevallen geldt dat men elkaar niet verstoot of elkaar verlaat zoals de apostel Paulus schrijft in 1 Korintiërs 7:10 en 11. Het is niet eenvoudig om te bepalen wie van de twee schuldig is aan het vastlopen van het huwelijk. Er zijn kerken en gemeenten waar de ouderlingen, verantwoordelijk voor de pastorale zorg, de toelaatbaarheid en geldigheid van de scheiding onderzoeken en uitspreken. Een christelijk huwelijk wordt voor God en zijn gemeente gesloten en soms is ook bij de ontbinding van een huwelijk de gemeente betrokken. Daarbij is de schuldvraag ook aan de orde. In dat geval is het aan de niet-schuldige partij geoorloofd te hertrouwen. Wanneer de ouderlingen hebben vastgesteld dat één van beide partijen geen schuld aan de scheiding heeft, kunnen ze er ook mee instemmen dat zijn of haar tweede huwelijk opnieuw in de kerkelijke gemeente ingezegend kan worden.
Vervolgens komen er wel nieuwe vragen op ons af: moet een christen met homoseksuele gevoelens deze gevoelens dan onderdrukken? Wijst God hem hierom af? Wijst de kerk hem hierom af? Antwoorden die christenen hierop geven verschillen nogal. Ook de beleving van homoseksualiteit onder homoseksuelen. Sodomie (perverse homoseksualiteit in een context van grove zonden, rechtsverkrachting, echtbreuk, dronkenschap, etc. waarover geschreven wordt in Genesis 19) is iets anders dan oprechte liefde die twee mannen of twee vrouwen voor elkaar kunnen hebben. Zij die worstelen met hun homoseksuele gevoelens, mogen door de kerk niet afgewezen worden, maar moeten juist begrepen en pastoraal geholpen worden.
Homoseksualiteit moet ook niet te bijzonder gemaakt worden als ‘zonde bij uitstek' waardoor men verblind raakt voor zonden op een ander vlak. Wie homoseksuelen veroordeelt en ondertussen zelf liefdeloos omgaat met eigen (hetero)partner, heeft weinig recht van spreken. Hij ‘ziet wel de splinter in het oog van een ander maar niet de balk in eigen oog' (Lucas 6:41).
Abortus is niet in overeenstemming met Gods geboden en bedoelingen van het christelijke leven. Deze basisregel nemen we als uitgangspunt, ook als immens moeilijke vragen uit de praktijk op ons afkomen, bijvoorbeeld wanneer een jonge tiener die verkracht is een kind krijgt, wanneer het te verwachten kind een zware handicap heeft, of een heel andere situatie, wanneer het leven van de moeder in gevaar is. Het nemen van beslissingen kan zwaar wegen, juist ook bij hen die respect voor het leven hebben. Dit verschilt hemelsbreed van hen die ‘door een ongelukje' een kind krijgen en vinden dat het kind maar weggenomen moet worden als het hen niet goed uit komt.
In Psalm 139:13-16 lezen we: ‘U weefde mij in de schoot van mijn moeder, u deed mij ontstaan. Ik dank u, want het is een wonder zoals ik ben gemaakt. Alles wat u maakt, is een wonder. Dat besef ik heel goed. Ik was voor u niet verborgen toen ik in dat duister groeide, als in het binnenste van de aarde. U zag mij toen ik nog geen vorm had, en mijn dagen waren al vastgesteld, al geschreven in uw boek, voor er één enkele was aangebroken.'
Eeuwenlang echter was er een sterke band tussen de overheid en de vaderlandse kerk, dat was de Nederduits Gereformeerde Kerk en werd later de Nederlandse Hervormde Kerk. Die band is sinds 1798 steeds verder doorgesneden. Het moment waarop die band helemaal werd ontbonden, ligt nog maar kort achter ons: in december 1983 kwam de Staten-Generaal tot de aanvaarding van een wet waarin de beëindiging van de oude financiële regeling tussen kerk en staat werd vastgelegd. Geen enkele kerk ontvangt nu nog traktementen en pensioenen ten behoeve van de voorgangers uit de rijkskas. Van een bevoorrechting van kerken en christenen is dus geen sprake meer. Het niet-christelijke, eerst slechts getolereerd, heeft gelijke rechten gekregen.
Christenen en kerken proberen vanuit dat besef en in die positie, de weg van Christus te gaan. De kerk is niet van de wereld, maar wel in de wereld. Met de opdracht om ‘een licht' te zijn en ‘zout' in de samenleving (smaakmakend en bederfwerend). Via het persoonlijke en het kerkelijke leven, maar ook via de politiek, kunnen christenen daaraan werken. Christenen kunnen hun stem laten horen via politieke partijen. Christenpolitici kunnen via de politiek opkomen voor recht en gerechtigheid in de samenleving en ijveren voor christelijke normen en waarden die heilzaam zijn voor de hele samenleving.
De begrafenis, waarbij mannen en vrouwen aanwezig zijn, is dikwijls na enkele dagen, maar in ieder geval binnen zes dagen na overlijden. De rouwdienst kan in de kerk zijn, maar ook in de aula van de begraafplaats. Het is een dienst waarin gezongen wordt, een korte preek wordt gehouden en vaak iets persoonlijks door de familie wordt gezegd of gedaan. Er zijn verschillende rituelen: men legt bloemen op de kist of werpt bloemen in het graf op de kist, familieleden kunnen de baar dragen of begeleiden naar het graf, men gaat in een stoet naar het graf. De richting waarin de dode wordt gelegd is niet van belang. Bij het graf zal de predikant vaak nog kort wat zeggen of uit de Bijbel lezen en het Onze Vader bidden.
Dat het begraven in hoge eer staat blijkt uit de piëteitvolle liefde waarmee nabestaanden hun doden begraven. Na de onthoofding van Johannes de Doper door Herodes leggen zijn discipelen hem in een graf. Hetzelfde gebeurt met de gestenigde Stefanus, de eerste martelaar in de kerk. Met de grootste zorg en liefde wordt ook Jezus door Nicodemus en enkele vrouwen begraven. Paulus legt later het verband tussen begraven worden en weer opstaan: wij zijn met Christus begraven om, zoals Christus uit de doden is opgewekt, nu ook zelf een nieuw leven te leiden (Romeinen 6:4). Paulus vergelijkt het met een zaadkorrel. Zaad moet eerst sterven voor het tot leven komt. Zo is het ook met de opstanding der doden. Een mens ter-aarde-bestellen is hem leggen op de dodenakker.
De vragen rondom euthanasie zijn complex en moeilijk. De tegenwoordige gezondheidszorg geeft mensen veel macht waardoor levens verlengd kunnen worden. Dat kan een zegen zijn, maar er zijn grenzen. Soms leven mensen nog slechts als een plant of met ondraaglijk veel pijn. Als het leven zo door alle medische kennis en macht gerekt wordt, komen vragen boven als: waarom ook niet verkorten als dat beter zou zijn?, en: waarom verlengen als het leven geen waarde meer heeft en iemand uitziet naar de dood?' Het is zinvol hierbij onderscheid te maken tussen beëindiging van het leven en beëindiging van de behandeling. Als men de ongeneselijke zieke moet opgeven, kan door beëindiging van de behandeling de dood intreden, zonder actief tot euthanasie over te gaan. Dit is principieel anders dan het leven beëindigen door iemand een spuitje te geven.
Bedenk dat de ‘hoofdpersoon' van de kerk Jezus van Nazaret was, een joodse man die wat de cultuur betreft, dichter bij de oosterse dan de westerse mens staat. Zijn leefwereld sluit meer aan op het leven van mensen in de dorpen van het Midden-Oosten dan van Europeanen of Amerikanen.
Anderen gaan onder invloed van wetenschappelijke standpunten dieper nadenken over wat ze geloven en wat de Bijbel zegt en betekent voor hen in deze tijd. Geloof en rationeel denken of wetenschap sluiten elkaar niet uit. Geloven is een zaak van hoofd, hart en handen. Maar er is het gevaar dat geloven een verstandelijk redeneren wordt. En vervolgens worden de wonderen die God gedaan heeft en nog steeds doet weggeredeneerd. Dat is een valkuil, niet alleen voor christenen in het westen, maar in deze tijd van globalisering en moderne communicatie voor gelovigen waar ter wereld ook.
Het is goed te bedenken dat christenen in de werkelijkheid van zo'n samenleving een eigen weg zoeken. Een weg die vaak tegen de stroom ingaat. Zij ontkennen niet dat er veel immoraliteit in Nederland is. Integendeel. Zij keuren veel zaken af, omdat ze tegen Gods geboden ingaan. Het is onjuist om Nederland als christelijk land te zien.
Eenzelfde kritische houding is nodig waar het de (midden-)oosterse landen betreft. Hier missen we veelal democratische beginselen, zoals de vrijheid om te demonstreren, van meningsuiting, van geloofsopvattingen (ook om die publiekelijk te uiten). Zonden en allerlei misstanden komen in beide werelden op verschillende manieren voor. Het is niet verstandig de ene cultuur of de ene samenleving te verheffen boven de andere.
Een paar verschillen zijn:
- Protestanten beroepen zich op het gezag van de Bijbel alleen. Rooms-katholieken daarnaast ook op het kerkelijke leergezag en de traditie.
- Protestanten hebben geen paus, bisschoppen en priesters, een hiërarchie zoals in de rooms-katholieke kerk.
- Protestanten hebben geen beelden in hun kerk en vereren geen heiligen. Rooms-katholieken kennen een verering van Maria en andere heiligen. Zij roepen hen aan als voorbidders in de hemel, maar aanbidden alleen God.
- De rooms-katholieke kerk kent ten aanzien van Maria het dogma van haar ‘onbevlekte ontvangenis' en van haar ‘ten hemel opneming'. Protestanten niet.
- In een protestantse kerk staat een preekstoel centraal; alle aandacht krijgt de verkondiging van het Woord. In een rooms-katholieke kerk staat een altaar centraal, d.w.z. de mis, die op het altaar bediend wordt en een offer van brood en wijn aan God is.
Luther staat bekend om zijn vijfennegentig stellingen op deur van de slotkapel te Wittenberg. Die waren gericht tegen de aflatenpraktijk van die dagen. Aflaten waren giften voor de kerk waardoor je vergeving van zonden kon krijgen. De omslag van zijn leven vond plaats door de herontdekking van de betekenis van Romeinen 1:17 over ‘de rechtvaardiging uit het geloof'. Kwijtschelding van de schuld voor je zonde kreeg je door geloof in Jezus Christus alleen, niet door deze te compenseren met goede werken. Reformatorische christenen spreken wel van de drie sola's (sola fide, sola gratia, sola Scriptura): alleen door het geloof, alleen uit genade en alleen de Bijbel (als gezaghebbend boek).
Calvijn, eigenlijk een jurist, schreef de beroemde Institutie. Dat is een groot werk waarin hij zijn dogmatische inzichten uiteenzette. Tevens schreef hij een uitvoerig commentaar op de Bijbel. De invloed van Calvijn op de protestantse kerken is groot. Calvijn ijverde voor een blijvende reformatie en blijvend onderzoek van de Bijbel. Later kreeg het woord ‘calvinistisch' de betekenis van star, streng, preuts, kleinburgerlijk, hardwerkend.
Hervormden en Gereformeerden en ook Luthersen zijn in 2004 samengegaan in de PKN, dat is de Protestantse Kerk van Nederland. Zij bezitten veelal de dorpskerken en de grote kerken in de steden. De zondagse diensten verlopen volgens een vast patroon (liturgie genoemd). Men zingt psalmen en liederen (bijvoorbeeld uit Het Liedboek voor de Kerken) onder begeleiding van (vaak) een orgel of piano.
Evangelische christenen hechten minder aan tradities en meer aan spontane acties, komen vaak als gemeente samen in een schoolgebouw bijvoorbeeld, benadrukken het belang van de volwassendoop, leggen het accent meer op de geloofsbeleving dan de geloofsleer. Hun samenkomsten zijn vaak minder plechtig dan in protestantse (gereformeerde) kerken en meer uitbundig. Men zingt vaak vrolijke en gemakkelijk te zingen ‘opwekkingsliederen' van aanbidding en lofprijzing.
Pinkstergemeenten leggen het accent op de werking van de geest van God die is uitgestort met het Pinksterfeest te Jeruzalem, vijftig dagen nadat Jezus is opgestaan uit de dood (‘50' is in het Grieks pentacosta, vandaar in het Engels de naam Pentecostals). De Heilige Geest van toen doet nog dezelfde wonderen (bijvoorbeeld van genezing) als nu en doet mensen ‘in tongen spreken'. Hier houden de pinkstergelovigen sterk rekening mee.
De verbondenheid met Israël wordt door Paulus (in Romeinen 11) tot uitdrukking gebracht met het beeld van het enten. Op Israël als de edele olijfboom zijn mensen uit alle volken als takken van een wilde olijfboom geënt. Men mag nu wereldwijd delen in de goedheid van God en op verrassende wijze tot Gods volk behoren. Paulus waarschuwt ook: ‘Wees niet hoogmoedig, maar heb ontzag voor God: als Hij de oorspronkelijke takken al niet heeft gespaard, zou hij u dan wel sparen?'
Er zijn ten aanzien van Israël onder christenen zeer uiteenlopende visies, vooral waar het gaat om de betekenis van land en staat. Velen geven niet zoveel religieuze betekenis aan de politieke entiteit van de Joden. Anderen zien de stichting van de staat Israël in 1948 als een vervulling van bijbelse beloften en staan onvoorwaardelijk achter de staat Israël. Op de achtergrond speelt soms de Tweede Wereldoorlog een rol. In West-Europa zijn toen miljoenen Joden om het leven gebracht. Uit solidariteit en misschien ook schuldgevoel kan men dan meer aandacht hebben voor het Joodse volk dan voor het Palestijnse volk.
De bijbelse profeten en in het bijzonder Jezus Christus, hebben in ieder geval duidelijk gemaakt dat de genade van God die Hij bekend maakte aan het volk Israël, bedoeld was voor alle volken. Waar volken de weg van Jezus volgen, komt er ook perspectief op vrede tussen elkaar.
De precieze datum waarop Jezus werd geboren is niet bekend, maar christenen vieren Kerst altijd op 25 december. Deze datum koos men lang geleden om het heidense feest van de zonnewende bij de christianisering van Europa door het kerstfeest te vervangen. In de Bijbel (Maleachi 4:2) wordt Jezus ook wel aangekondigd als ‘zon der gerechtigheid'. Johannes beschrijft Jezus als het licht voor de wereld (8:12 en 9:5).
De tweede kerstdag was bedoeld als een extra vrije dag na Kerst, toen er verder nog geen vakanties waren. Op sommige plaatsen houdt men nog een extra kerkdienst op die dag. Weer anderen houden dan een speciaal kinderkerstfeest.
Niet alle christenen halen in december een kerstboom in huis. Sommige christenen hebben er zelfs bezwaar tegen, omdat de oorsprong van de kerstboom te vinden is bij het midwinterfeest van de heidense Germanen. Wanneer gezelligheid door een kerstboom met kaarsjes en lekker eten in de plaats komt van de dankbaarheid om de geboorte van Jezus Christus, dan schiet Kerst z'n doel voorbij. De commercie in een welvarend land doet natuurlijk geen goed aan het besef van wat de betekenis van Kerst ten diepste is.
Met de komst van Jezus krijgt het Pascha een nieuwe betekenis. Jezus is voor zijn volgelingen hét Paaslam, het ‘Lam voor ons geslacht'. Dat wordt herdacht op Goede Vrijdag. De offers die in de tijd vóór Jezus in de tempel werden gebracht, waren een heenwijzing naar zijn zelfopoffering aan het kruis. Jezus Christus gaf zijn leven voor mensen, maar stierf niet als een dode held. Op de derde dag stond hij op uit de dood en overwon daarmee dood en satan. Dat vieren christenen in het bijzonder met Pasen, maar feitelijk ook op elke eerste dag van de week, de zondag, als zij samenkomen.
Voor hij naar de hemel ging vertoonde hij zich aan veel mensen. Hij gaf instructies om aan alle mensen in heel de wereld het goede nieuws van zijn opstanding en overwinning op de dood te vertellen. En hij beloofde de komst van Gods Heilige Geest (men spreekt wel van de derde Persoon van de drie-enige God), die zou maken dat de verkondiging van het evangelie tot geloof zou leiden. Jezus zei tegen zijn discipelen: ‘Wanneer de pleitbezorger komt die ik van de Vader naar jullie zal zenden, de Geest van de waarheid die van de Vader komt, zal die over mij getuigen... Werkelijk, het is goed voor jullie dat ik ga, want als ik niet ga zal de pleitbezorger niet bij jullie komen, maar als ik weg ben, zal ik hem jullie zenden' (Johannes 15:26 en 16:6).
Vijftig dagen na Pasen was het Pinksteren (Engelsen spreken van Pentacost) en werd de Heilige Geest uitgestort. Het was op het Joodse oogstfeest. Het betrof ook de vervulling van een belofte, die profeten in het Oude Testament al namens God hadden gedaan. Voortaan zou de oogst bestaan uit mensen van alle volken en talen die door de verkondiging van het evangelie tot de wereldwijde christengemeenschap gingen behoren.
In het Romeinse rijk werden de christenen aanvankelijk ernstig vervolgd. Ze konden niet openlijk uitkomen voor hun christelijke geloof en moesten zich schuilhouden. Het visje werd gebruikt als herkenningsteken.
Het is nog altijd een christelijk symbool. Een visje op een auto of aan een kettinkje is niet alleen een teken om elkaar te herkennen als christen. Men wil ook aan anderen laten zien dat men christen is en hoopt dat het leidt tot gesprek over de betekenis van het visje en een mogelijkheid om te getuigen van Jezus Christus.