Spring naar content

7. God gaf aan de Messias de boodschap van de indjiel (het evangelie)

7.1 Jezus de Messias sprak over zijn boodschap als ‘het goede nieuws van God, d.w.z. ‘evangelie’ of ‘indjiel’. Het goede nieuws dat Hij aankondigde was dat God zijn koninkrijk* op aarde ging vestigen:
Marcus 1:14-15

Nadat Johannes gevangen was genomen, ging Jezus naar Galilea, waar hij Gods goede nieuws verkondigde. Dit was wat hij zei: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk* van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’

7.2 Aan het begin van zijn openbare bediening citeerde Jezus de Messias woorden uit de profeet Jesaja om het werk te beschrijven waartoe God hem had geroepen:
Lukas 4:16-19

Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat* naar de synagoge*. Toen hij opstond om voor te lezen, werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:
‘De Geest van de Heer rust op mij,
want hij heeft mij gezalfd.
Om aan armen het goede nieuws te brengen
heeft hij mij gezonden,
om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken
en aan blinden het herstel van hun zicht,
om onderdrukten hun vrijheid te geven,
om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’

7.3 Een van de meest verrassende elementen in de leer van Jezus de Messias was dat hij beweerde zonden te kunnen vergeven: Lukas 5:17-26
Toen hij op een dag onderricht gaf, bevonden zich onder zijn gehoor ook Farizeeën* en wetgeleerden die uit allerlei plaatsen in Galilea en Judea en uit Jeruzalem waren gekomen. De kracht van de Heer was werkzaam in hem, opdat hij zieken zou genezen. Er kwamen een paar mannen met een verlamde op een draagbed, die ze naar binnen wilden brengen om hem voor Jezus neer te leggen. Maar ze zagen geen kans om door de mensenmassa heen te komen, en dus gingen ze het dak op en lieten hem op het bed door een opening in het tegeldak naar beneden zakken tot vlak voor Jezus. Toen hij hun geloof zag, zei hij tegen hem: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De schriftgeleerden en de Farizeeën* begonnen zich af te vragen: Wie is die man dat hij deze godslasterlijke taal spreekt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? Maar Jezus begreep wat ze dachten en zei tegen hen: ‘Vanwaar toch al die bedenkingen? Wat is gemakkelijker, te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven” of: “Sta op en loop”? Ik zal u laten zien dat de Mensenzoon* volmacht heeft om op aarde zonden te vergeven.’ En hij zei tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, pak uw bed en ga naar huis.’ En onmiddellijk stond hij voor de ogen van alle aanwezigen op, pakte het bed waarop hij altijd had gelegen en vertrok naar huis, terwijl hij God loofde. Allen stonden versteld en ze loofden God, en zeiden, vervuld van ontzag: ‘Vandaag hebben we iets ongelooflijks gezien!’

7.4 De boodschap van de indjiel komt ook duidelijk tot uitdrukking in een van de bekendste gelijkenissen van Jezus de Messias, die ‘de gelijkenis van de twee zonen’ (of ‘de gelijkenis van de verloren zoon’) wordt genoemd. De gelijkenis geeft een beeld van de liefde en barmhartigheid van God, die ernaar verlangt dat alle mensen naar hem terugkeren en als zijn kinderen verwelkomd worden. Lukas 15:11-32

Jezus zei: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Toen hij alles had uitgegeven, werd dat land getroffen door een zware hongersnood, en begon hij gebrek te lijden. Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en dacht: De dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom hier om van de honger. Ik zal naar mijn vader gaan en tegen hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; behandel mij als een van uw dagloners.” Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader.
Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei zijn zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden.” Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden.” En ze begonnen feest te vieren.
De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had.
De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. Hij zei tegen zijn vader: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” Zijn vader zei tegen hem: “Mijn jongen, jij bent altijd bij me, en alles wat van mij is, is van jou. Maar we konden toch niet anders dan feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen. Hij was verloren en is teruggevonden.”‘

Een uitleg van deze gelijkenis: De mens rebelleert tegen God en verbreekt de gemeenschap met Hem. De mens vindt echter geen geluk wanneer hij gescheiden van God leeft. Als de mens wil terugkeren tot God, biedt hij Hem aan een dienaar van te God worden en Hem z’n diensten aanbieden God wil echter dat de mens meer is dan een dienaar die de wet gehoorzaamt. Hij wil hem als een zoon (kind) die zijn liefde beantwoordt. Daarom komt God naar de mens toe om zijn liefde te tonen op een kostbare en onverwachte manier. Wie dat aanvaardt wordt verwelkomt als een zoon.

7.5 Jezus de Messias moedigde zijn discipelen* aan tot God te bidden als zonen en dochters die zich richten tot een liefhebbende vader. Dit is het gebed dat bekend staat als ‘het Onze Vader’, en dat Hij zijn discipelen leerde bidden. Mattheüs 6:9-13.
Bid daarom als volgt:
Onze Vader in de hemel,
laat uw naam geheiligd worden,
laat uw koninkrijk komen
en uw wil gedaan worden
op aarde zoals in de hemel.
Geef ons vandaag het brood
dat wij nodig hebben.
Vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij hebben vergeven
wie ons iets schuldig was.
En breng ons niet in beproeving,
maar red ons uit de greep van het kwaad.

Scroll naar boven